top of page

Tijdens het opstellen van de lessen trachten we rekening te houden met de context , namelijk de opgegeven casus.

De casus bedroeg een vijfde jaar Gezondheids- en Welzijnswetenschappen in een katholieke secundaire school te Genk. De lessen kaderen binnen het vak 'Psychologie en Pedagogiek'. De leerdoelen zijn dus hierop afgestemd.

 

De klas bestaat uit 18 leerlingen, waaronder 7 jongens en 11 meisjes. Twee leerlingen stroomden in vanuit de tweede graad Ondernemen en IT en twee andere leerlingen volgden vorig jaar ook het vijfde jaar Gezondheids- en Welzijnswetenschappen, maar slaagden niet. Eén van die beiden maakte vorig jaar een depressie door. Ze gaat sinds dit schooljaar opnieuw naar school. Twee leerlingen hebben dyslexie. De helft van de leerlingen heeft een migratieachtergrond. Twee van hen hebben een taalachterstand.


De school beschikt over moderne ICT-toepassingen, zoals 20 tablets, laptops, draadloos netwerk en smartboards. Er zijn ook 2 digitale camera’s ter beschikking. Er is sprake van een goed contact met andere vakgroepen en regelmatige samenwerking. Deze lessenreeks maakt uitgebreid gebruik van de vele ICT-toepassingen. Het is uiteraard mogelijk om deze lessen ook te voltooien zonder deze toepassingen. Zo werd bijvoorbeeld de online cursus toegevoegd in de vorm van een papieren werkbundel.

We gaan er eveneens vanuit dat er sprake is van team teaching, wat inhoudt dat er meerdere leerkrachten in de klas aanwezig zijn voor verscheidene doeleinden. Het is echter mogelijk de lessenreeks individueel te voltooien, hoewel dit extra uitdagingen met zich zal meebrengen.

Casus

Bij het opstellen van de lessenreeks namen we verscheidene kenmerken in acht: leerling-, onderwijs- en omgevingskenmerken.

 

1. Leerlingkenmerken
Leerlingkenmerken zijn kenmerken die aanwezig zijn bij de individuele leerlingen. 

 

1.1 Voorkennis

Communicatie is overal en altijd aanwezig. Reeds in het lager onderwijs wordt het thema communicatie behandeld. Hoewel dit slechts in beperkte mate aan bod komt, komen ze hier bijvoorbeeld reeds in aanmerking met de eenvoudigste versie van het communicatieschema. Dit wordt verder uitgediept in de eerste graad van het secundair onderwijs binnen het vak 'Nederlands'. Indien de leerlingen reeds in de tweede graad de richting Sociale en Technische Wetenschappen (STW) volgen (wat wordt beschouwd als de logische voorloper van de studierichting Gezondheids en Welzijnswetenschappen), zullen zij nog meer in aanraking zijn gekomen met het thema communicatie. 

 

Dit betekent dat de leerlingen uit ‘Ondernemen en IT’ hoogstwaarschijnlijk minder voorkennis hebben over de thematiek dan leerlingen uit meer sociale richtingen (zoals STW of Humane Wetenschappen). De leerlingen die hun jaar over doen, zullen echter over meer voorkennis beschikken in vergelijking met hun klasgenoten aangezien zij de leerstof reeds gezien hebben. Hier treedt het gevaar op dat ze over een te grote hoeveelheid voorkennis beschikken wat ervoor kan zorgen dat ze weinig of geen cognitieve vaardigheden zullen moeten inschakelen omdat ze de leerinhoud gemakkelijk begrijpen.

1.2 Cognitieve vaardigheden

Cognitieve vaardigheden gaat om hoe de leerlingen bepaalde leerinhouden verwerken. In de casus wordt er gesteld dat er twee leerlingen zijn met dyslexie. De leraar kan dan op zoek gaan naar welke strategieën deze leerlingen het beste helpen om de leerinhoud te verwerken. Er zijn ook twee leerlingen met een taalachterstand. Zij zullen meer gefocust zijn op het leren van Nederlands, het begrijpen van wat er gezegd wordt en zullen hierdoor mogelijks hun focus op het thema ‘communicatie’ verliezen. We kiezen er echter voor het niveau niet aan te passen aan deze leerlingen aangezien Koen Van Gorp (2012) in de tekst 'Op weg naar taalontwikkelend lesgeven" net aangeeft je lesinhoud, taken of teksten niet te vereenvoudigen voor een krachtige taalontwikkelende leeromgeving. Bovendien geeft hij tevens de tip om zoveel mogelijk interactie te integreren in de lessen. Ook hier hebben we rekening mee geprobeerd te houden.

1.2 Affectieve vaardigheden

Het gaat hierbij zowel om gevoelens die leerlingen uiten in het algemeen als de gevoelens die ze uiten met betrekking tot het leren. Algemeen genomen kunnen we stellen dat leerlingen die geïnteresseerd zijn in de studierichting ‘Gezondheids- en Welzijnswetenschappen’ interesse tonen in het menselijke en daarbij ook voor het thema ‘communicatie’. Uit de interviews met leerlingen uit de studierichting STW bleek ook dat de leerlingen gemotiveerd waren over dit thema omwille van de praktische relevantie. Daarnaast is het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van de leerling belangrijk. Het is voor de leraar van belang dit correct in te schatten om er zo goed mogelijk naar te kunnen handelen. Uit onze casus blijkt dat één van de leerlingen, die haar jaar overdoet, depressief geweest is. We hielden hier rekening mee door geen gevoelige thema's hieromtrent aan te kaarten in casussen of voorbeelden.

 

2. Onderwijskenmerken
Onderwijskenmerken zijn kenmerken van de leraar en van de klasgroep. We zoomen hierbij in op de samenstelling van de klasgroep en het klasklimaat. Het is nodig om op de hoogte te zijn van de verschillen tussen leerlingen. We hebben een heterogene klasgroep met verschillen in voorkennis, achtergrond, cognitief niveau... De leraar dient tevens op de hoogte te zijn van welk klimaat er heerst in de klas en een positief leefklimaat na te streven (aangezien dit het leren bevordert). De school in onze casus beschikt daarnaast over verschillende ICT-mogelijkheden, een troef die we nuttig trachten in te zetten tijdens de lessenreeks. Ten slotte is er in de casus sprake van een goede samenwerking met andere vakgroepen, een aspect waar we op inzetten gedurende de evaluatie. 

 

3. Omgevingskenmerken
Omgevingskenmerken zijn kenmerken uit de omgeving van de leerlingen die een invloed kunnen hebben op hun prestaties. In onze casus wordt beschreven dat de helft van de leerlingen een migratieachtergrond heeft. Hoewel de lessen hier niet op worden aangepast, dient de leerkracht hiervan op de hoogte te zijn. Hij/zij dient deze vooral positief in te zetten (en niet als iets negatiefs te beschouwen). Hoewel wij er in deze casus niet van op de hoogte zijn, is het ook een pluspunt dat de leraar zicht heeft op andere factoren zoals sociaal-economische verschillen, opleidingsniveau van ouders... (aangezien deze een invloed kunnen hebben op de prestaties van leerlingen). 

Evaluatie beginsituatie

© 2017 by Jasmien Hooyberghs, Lien Van Gool, Hanne Cosemans

en Emke Op 't Eynde . Proudly created with Wix.com

bottom of page